Werken bij een bank en thuis werken aan een hennepkwekerij gaan niet goed samen
Samenvatting
Een vrouwelijke werknemer is veroordeeld voor een overtreding van de Opiumwet. Er is een hennepkwekerij aangetroffen in de woning waar zij mede-eigenaar van is. De werkgever, Binckbank (hierna: “werkgever”), heeft de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Binckbank vindt dat haar medewerkers een onberispelijke staat van dienst moeten hebben; de werknemer heeft die niet meer en nu de werknemer is veroordeeld kan zij ook geen verklaring van goed gedrag meer overleggen.
De Kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst op grond van een gewichtige reden en kent de werknemer géén vergoeding toe.
De feiten
Werknemer is sinds 2007 in dienst van werkgever, laatstelijk als medewerkster corporate actions. Dit betreft een vertrouwensfunctie, waarbij werknemer toegang heeft tot de financiële systemen van werkgever, uitbetalingen doet en kennis heeft van de financiële gegevens van klanten. Alle medewerkers dienen volgens werkgever (op basis van de Wet Financieel Toezicht) te allen tijde een verklaring omtrent het gedrag te kunnen overleggen.
In januari 2011 is werknemer aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij een strafbaar feit. Werknemer heeft na verhoor een verklaring afgelegd en is heengezonden. Werknemer heeft haar werkgever over de aanhouding geïnformeerd en meegedeeld dat het zou gaan om een hennepplantage in haar oude woning, waarvan zij de eigendom nog met haar ex-partner deelde, maar waar zij niet meer woonde. Werknemer verklaart dat zij er niet bij betrokken was.
Begin juni 2012 heeft werknemer haar leidinggevende meegedeeld dat zij was veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet en een taakstraf van 80 uur had gekregen. Werkgever heeft haar direct op non-actief gesteld en meegedeeld het dienstverband te willen beëindigen. Werkgever heeft een beëindigingsvoorstel gedaan, dat werknemer heeft afgewezen.
In de strafzaak heeft werknemer beroep aangetekend tegen het vonnis van de politierechter.
Standpunt werkgever en ontbindingsverzoek
Werkgever verzoekt in deze procedure de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens gewichtige redenen. Werkgever stelt dat werknemer zich zodanig heeft gedragen dat dit een dringende reden (ook wel een ‘ontslag op staande voet-reden’ genoemd) heeft opgeleverd. Daarnaast vraagt werkgever ontbinding wegens gewichtige redenen in de zin van een verandering in de omstandigheden van zodanige aard dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen billijkheidshalve dadelijk behoort te eindigen.
Werkgever stelt dat nu werknemer veroordeeld is voor een misdrijf, het voor werkgever niet langer mogelijk is het dienstverband voort te zetten. Een medewerker van de bank dient namelijk een onberispelijke staat van dienst te hebben; werknemer heeft dat niet meer en nu werknemer veroordeeld is kan zij geen verklaring van goed gedrag meer overleggen.
Werkgever heeft geen informatie over hoe werknemer precies betrokken is bij het delict en kan alleen afgaan op de verklaring van werknemer. Werkgever heeft dan ook een inschatting gemaakt van de situatie en zij ziet risico’s bij het voortzetten van het dienstverband met werknemer. Dat betreft financiële risico’s, omdat Opiumwet-delicten doorgaans verband houden met vermogensdelicten, en mogelijke reputatieschade, terwijl werkgever er groot belang bij heeft dat haar reputatie geen schade oploopt. Door de regels van de toezichthouder is werkgever gedwongen medewerkers in dienst te hebben, waarvan de betrouwbaarheid boven iedere twijfel verheven is. Bij werknemer is dat niet meer zo en dat is een dringende reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Daarnaast heeft werknemer een vertrouwensfunctie en uit de veroordeling volgt, dat werkgever geen vertrouwen meer in de werknemer kan stellen. Ook daarom moet de arbeidsovereenkomst worden ontbonden.
Standpunt werknemer
Werknemer betwist dat zich een dringende reden voor ontslag op staande voet heeft voorgedaan en ook dat er gewichtige redenen voor ontbinding zijn in de door de werkgever bedoelde zin zijn. Werknemer verzet zich tegen de door werkgever gevorderde ontbinding. Werknemer verzoekt voor het geval de kantonrechter de arbeidsovereenkomst zal ontbinden om een vergoeding van € 9.926,85.
Werknemer stelt dat zij niet bij het delict betrokken is. Werknemer heeft met haar ex-partner nog een koophuis in eigendom en in dat koophuis wilde haar ex een hennep-plantage opzetten. Zij woont niet meer in het koophuis. Werknemer hoorde ervan en heeft ingegrepen. Zij heeft haar ex ervan kunnen overtuigen geen plantage op te zetten. Zij heeft toen de tuinaarde willen afvoeren en op weg naar haar vader, waar zij toen verbleef, is zij aangehouden. Werknemer acht haar hoger beroep in strafrechtelijke procedure kansrijk.
Werknemer heeft steeds openheid van zaken gegeven en heeft haar werkgever geïnformeerd over de aanhouding en het verhoor. Dat was geen reden voor werkgever om haar te ontheffen van haar functie. Werknemer is van mening dat de werkgever het hoger beroep kan afwachten. Er is volgens haar geen sprake van een dringende reden.
Ook is er volgens werknemer geen vertrouwensbreuk, althans zij meent dat die hersteld kan worden. Ze heeft altijd haar werk goed gedaan en heeft geen conflict met haar leidinggevende, die geen probleem zag in haar veroordeling. Hij heeft zelfs tegen haar gezegd dat een eventuele taakstraf in eigen tijd uitgevoerd moest worden. Over een ontslag heeft hij nooit gesproken.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter noemt dat werkgever ontbinding heeft verzocht primair op grond van een dringende reden, bestaande uit het feit dat de betrouwbaarheid van haar werknemers boven iedere twijfel verheven moet zijn en dat dit bij werknemer niet meer zo is, nu zij veroordeeld is voor een strafbaar feit. De kantonrechter stelt dat de veroordeling van werknemer (nog) niet definitief is. Werknemer heeft immers hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de Politierechter.
Daarnaast stelt de kantonrechter dat niet iedere veroordeling tot een strafbaar feit aanleiding is tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een dringende reden; ook niet als de werkgever een financiële instelling betreft. Per geval zal aan de hand van alle omstandigheden moeten worden bekeken of, mede gelet op de aard van de werkzaamheden, het delict, de veroordeling en de opgelegde straf in alle redelijkheid van de werkgever kan worden verlangd het dienstverband met de werknemer voort te zetten of dat dit (op grond van een dringende reden) ontbonden dient te worden.
Of er sprake is van een dringende reden laat de kantonrechter verder in het midden nu de arbeidsovereenkomst tussen partijen zal worden ontbonden op grond van verandering van omstandigheden. Daartoe geldt het volgende.
De kantonrechter stelt dat van een medewerker als werknemer – werkend bij een financiële instelling – die wordt veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur voor een opiumgerelateerd misdrijf, kan worden verlangd dat zij er alles aan doet haar werkgever volledige informatie te verstrekken over (i) de gang van zaken in het strafproces, (ii) de door haar afgelegde verklaring en (iii) de (overige) bewijsmiddelen die aan haar veroordeling en de opgelegde straf ten grondslag zijn gelegd. Zodat de werkgever een eigen, onafhankelijke en gefundeerde afweging kan maken van de kansen van de werknemer in hoger beroep en of de werknemer gehandhaafd kan blijven in zijn of haar functie c.q. het dienstverband kan worden voortgezet.
De kantonrechter vindt dat werknemer dat niet – voldoende – heeft gedaan. Werknemer ontneemt daarmee de mogelijkheid van werkgever om op basis van onafhankelijke stukken een gefundeerde afweging te maken en daarmee wordt het geschonden vertrouwen, dat begrijpelijker-wijs is ontstaan als gevolg van wernemer’s vervolging en veroordeling, niet weggenomen en wordt geoordeeld dat in redelijkheid voortzetting van het dienstverband van werkgever niet gevergd kan worden. De arbeidsovereenkomst wordt daarom ontbonden.
Aangezien de reden van ontbinding van de arbeidsovereenkomst volledig in de risicosfeer van werknemer valt, komt aan werknemer geen vergoeding toe.
Conclusie
In deze uitspraak noemt de rechter ook weer duidelijk dat niet iedere veroordeling tot een strafbaar feit aanleiding is tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Per geval zal aan de hand van alle omstandigheden moeten worden bekeken of de arbeidsovereenkomst ontbonden dient te worden.
Jelle Splinter , advocaat bij SPLNTR advocatuur, Leiden